3.15. Algemene situatie rond 300.
De langdurige oorlog van Carthago met
de Grieken op Sicilië hield de
Carthagers zo erg bezig, dat zij de
situatie op het Italisch
schiereiland wel moesten
veronachtzamen. Etrurië, de eerste grote
bondgenoot van Carthago, kwam steeds
meer onder de invloed van Rome. Op
grond van het oude of‑ en defensieve
verbond, hadden de Carthagers toch
hulp moeten verlenen aan de Etrusken.
De Carthagers waren echter niet
bij machte om én de Grieken én de
Romeinen te bevechten, zo zij dat al
gewild hadden.
Bovendien vochten er Etruskische
oorlogsschepen met Agathocles in 307
bij Syracuse, terwijl er ook
huurlingen uit Etrurië kennelijk
participeerden in het leger van die
Griek in Afrika. Het militaire
verbond was dus al lang ter ziele.
Voor meer dan een eeuw waren Etrusken
en Carthagers al steeds meer hun
eigen weg gegaan.
Niettemin lijdt het geen twijfel, dat
Carthago de opkomst en macht van
Rome heeft onderschat. Het idee, dat
Rome een landmacht zou blijven werd
later wreed gelogenstraft.
Ondertussen haalt Carthago de oude
banden aan met het nu Hellenistisch
geworden Azië. Ook met de Grieken
zelf, werd, ondanks de escapades van
Agathocles, in steeds grotere mate
handel gedreven. Zo kon Carthago in
deze decennia tenslotte uitgroeien
tot de machtigste stadstaat van de
Westelijke Middellandse
zee met bezittingen op Sicilië natuurlijk, maar
ook op de gehele Noordafrikaanse kust
vanaf Cyrene tot in Mauretanië
toe. Ook op Sardinië, Corsica, de
Balearen en in Iberië had de stad zijn
steunpunten. De zelfstandigheid in
het moederland Fenicië was verloren
geraakt, maar de Puniërs in het
westen komen nu pas tot hun grootste
ontplooiing.
Namen de Puniërs vroeger genoegen met
het vestigen van eenvoudige
steunpunten op de voor hen
attractieve en dus te controleren kusten, nu
veroveren ze in het zicht van de
mogelijke uitroeiing door de Grieken,
opeens gehele achterlanden om zich
o.a. daardoor enige rugdekking te
verschaffen. Zo veroveren zij in
Afrika een gebied, dat ongeveer
overeenkomt met het noorden en midden
van het huidige Tunesië. Numidië
en Libyë vormen in feite min of meer
bevriende inheemse gebieden,
uiteenvallend in vele kleine
stamgebieden, waaruit Carthago een groot
deel van de manschappen betrekt voor
haar legers.
Zie boek 246.AFRICA AND AFRICANS IN ANTIQUITY
Edwin M.Yamauchi. Michigan
State University
Press, East Lansing .
2001 Michigan .
Speciaal het hoofdstuk over Carthago en de Berbers.
Carthago gaat in deze tijd ook steeds
minder rekening houden met de
belangen van andere Punische steden.
Eenzelfde euvel, waaraan de
Atheense thallassocratie ten gronde
was gegaan. Op basis van
vrijwilligheid hadden de meeste
Punische steden en plaatsen zich
geschaard onder de beschermende
paraplu van Carthago. Nu wordt meer en
meer de heersende hand van de grote
stad merkbaar. Revoltes komen dan
ook, zeker ten tijde van de Griekse
invasie, steeds meer voor, zij het,
dat vooralsnog voornamelijk de
inheemse steden, plaatsen en/of stammen
afhaken. Ook in Iberië rommelt het.
De bittere strijd op en om Sicilië
maakt, dat Carthago zo gefixeerd is
op de beheersing van dat eiland, dat
de belangen tijdelijk in het gedrang
komen. Zo verliezen de Carthagers
tijdelijk de controle over de mijnen
in de Sierra Morena.
Rond 300 lijkt Carthago echter nog op
rozen te zitten. Van Gadir tot Leptis
Magna beheersen de Punische schepen
de zee. Op Sicilië wordt de positie
nog versterkt door Henna tegen
Phintas van Akragas in bescherming te
nemen. Te Syracuse wordt tijdens een
burgertwist geïntervenieerd, waarop
400 gegijzelde Syracusers naar
Carthago worden gezonden. De Aeolische
eilanden worden een vlootstation van
Carthago.
Vanaf omstreeks 300 is op het
Italisch schiereiland een grote Samnieten‑
oorlog bezig, die pas in 290 ten
voordele van Rome beslist gaat worden.
Geheel Midden‑Italië gaat tot Romeins
gebied behoren. Het Griekse
Campanië behoort al geruime tijd tot
Rome. De andere Griekse steden en
gebieden gaan zich in Zuid‑Italië
bedreigd voelen. Tarentum en anderen
zullen het volgende slachtoffer van
de Romeinse expansie worden.
Nog voor 300 krijgen de Massiliërs
Pytheas en Euthymenus kennelijk de
permissie van de Carthagers om de
reis van Himilco anderhalve eeuw
eerder over te doen. Tot dan toe
hadden de Carthagers elk schip bewesten
Sardinië consequent de grond in
geboord. Mogelijk waren de Carthagers na
de expedities van Agathocles
tijdelijk zo verzwakt, dat zij bij uitzondering
de Grieken tegemoet kwamen in een
poging tot een betere verstandhouding
en met wie kon dat beter dan met
gelijk geaarde handelslieden als die van
Masalia. Het is een kortstondige
verbetering in de verhouding tot
elkaar geweest.*
Mogelijk heeft ook meegespeeld, dat
het grootste deel van Zuid‑Spanje
zich in deze tijd aan de controle van
de Carthagers onttrok en gemene
zaak met de Grieken op de oostkust
maakte.
* Zie:Le tarif dit de Marseille (CIS
I, 165), M Delcors in: SEMITICA XXXVIII, 1990
AFRIKAANS GEBIED VAN CARTHAGO
Naast Carthago zelf en de
Libyfenicische steden, is er
allereerst het directe achterland
(CHORA), alwaar vooral
de agrarische bestaansbron
van de Puniërs op terug te
voeren is. Hier vinden we
grote landgoederen, die zich
gespecialiseerd hebben in
massa‑landbouw. Er wordt niet
alleen voor de aanwezige bevolking
geproduceerd, maar
vooral voor de voorziening
van Carthago en de export
overzee. Dat systeem kan in
die tijd alleen maar func‑
tioneren bij een voldoend groot
aantal slaven en die
hebben de Carthagers tijdens
hun oorlogen op Sicilië wel
genoeg kunnen verzamelen.
Buiten de CHORA ligt het
gewone Libysche land, waarvan
Carthago ook nog een gedeelte
van de oogst opeist. Nog
verder weg ligt het
Numidische bergland, waarop meer de
veeteelt bedreven wordt dan
de landbouw.
Volgens Gilbert en Colette Charles‑Picard
vindt er omstreeks 300 ook in
economisch opzicht een bijzondere
gebeurtenis voor Carthago plaats.*
De stad verzet haar bakens en
oriënteert zich in niet‑geringe mate op
het oosten. In Egypte zijn de Ptolemeëen
aan de macht en die maken dat
land tot een aanzienlijke maritieme
macht. Een goed deel van Fenicië,
Palestina, Cyprus, de Cycladen en
Cyrenaca gaan tot dit rijk behoren.
Ptolemeus I doet meer; hij schaft het
Attische muntstelsel af en voert
voor zijn munten de Fenicische
standaard in. Ook Carthago gaat nu pas
eigen geld in omloop brengen. Het
waren geldstukken, die eerst nog maar
in brons werden geslagen. Men was
immers de controle over de zilver‑
mijnen in de Sierra Morena kwijt!
Hoe dan ook, de handel met de
Hellenistische staten in het oosten bloeit
geweldig op. Carthago voert veel
keramiek in en betaalt die met de
opbrengst van de vele landbouwprodukten
uit het rijke land van wat later
Byzacenium zal gaan heten. De Grieken
waren verzot op fijne stoffen,
zoals het purper. Andere produkten,
waarop de Punische economie bleef
draaien waren tropische produkten uit
de Soedan, het goud uit Senegal
e.d., terwijl de onderontwikkelde
volken uit Iberië, Numidië en Libyë
hun snuisterijen bleven afnemen.
Ondanks alle voorbije Griekse
oorlogen, is de kurk, waarop de Punische
economie drijft, onaangetast
gebleven. ook het tijdelijk verlies van
verschillende gebieden in het
uiterste westen, is voor Carthago niet
rampzalig gebleken. Integendeel, de
stad gaat nu haar grootste
welvaartsperiode tegemoet.
Een schier ongestoorde
periode van vrede en welvaart breekt aan, die
alleen door een laatste en
waarschijnlijk één der grootste Griekse
veldheren wordt vertroebeld: Pyrrhus
van Epirus.
POLITIEKE SITUATIE op Sicilië
omstreeks 290‑280.
Epicratie=Carthaags
Akragas=Phintias
Tauramenion=Tydarion
Leontinoi=Heraclides
Messana=Mamertijnen
‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑
|
In de jaren 286 en 285 onderneemt Hicetas een
poging
tot onderwerping van geheel
Sicilië. De Carthagers
overwinnen hem echter aan de
Terias bij Leontinoi.
Bovendien wordt er een
Carthaags garnizoen gelegd in
de stad Henna.
Zie:ATLAS VAN DE FENICISCHE EN
PUNISCHE STAMMEN, STEDEN EN VOLKEN.
72A.Sicilië in de periode
289-279 v.C.
72B.De periode Pyrrhos
72C.Het Carthaagse rijk in
zijn grootste ontplooiing ca.270 v.C.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten