De nachtelijke aanval op Motya staat onder de leiding
van Archylus. Na de inname van Motya blijft Leptinus
achter met 120 oorlogsschepen. Halicyai geeft zich nu
ook over, maar Segesta houdt stand en doet zelfs een
geslaagde uitval.
3.6.2. De lenteoffensieven van
396.
De
Carthagers hebben een jaar de tijd nodig om hun strijdkrachten weer
op
te bouwen. Waarschijnlijk zijn zij volledig verrast door de snelle
heropening van de vijandelijkheden, terwijl zij eigenlijk dachten een
bondgenoot in Syracuse te hebben gekregen door Dionysius als rechtmatige
heerser van deze stad te erkennen. Zoals gebruikelijk na veel gewonnen
oorlogen is de , in dit geval Carthaagse vloot, in de mottenballen
gelegd en heeft men daarom niet direct een afdoend antwoord op de acties
van Syracuse in 397.
In
de lente van 396 is men echter weer zo ver, dat zij werkelijk aan een
offensief kunnen gaan denken, maar ook Dionysius is al weer op het
oorlogspad. Himilco stuurt zijn oorlogs‑ en transportschepen naar
Panormus. Die eindbestemming krijgen de kapiteins in verzegelde brieven
mee uit angst voor verraad. Uit deze tijd stamt ook een verbod om Grieks
te
leren, zodat verraad een stuk moeilijker zou worden. De Grieken
kenden immers nauwelijks Fenicisch.
Ondanks alles weet Leptinus van Syracuse enige schepen van een
Carthaagse transportvloot ten noordwesten van Sicilië te onderscheppen.
Het grootste deel van het expeditieleger komt wel behouden aan in
Panormus. Het zijn er volgens Timaios 100.000, die later nog met 30.000
Sicilianen worden aangevuld en dat alles volgens Ephoros op 600
transportschepen onder begeleiding van 400 oorlogsschepen. Verder zouden
er
400 strijdwagens meegevoerd zijn. Alles bij elkaar vormt dit een
enorme macht, als de cijfers tenminste kloppen.
In
korte tijd worden Eryx en Motya heroverd, terwijl Dionysius voor
Segesta vastgepind zit. Het plan van de Syracusers om de gehele
Carthaagse epikratie in handen te krijgen, voordat de Carthagers goed in
actie kunnen komen, heeft gefaald door zeker de weerstand van Segesta en
Panormus.
De
bevoorrading van het leger van Dionysius stokt zo ver weg van de
thuisbasis en als ook Halikay zich weer bij de Carthagers aansluit,
keert Dionysius terug naar Syracuse. Het lenteoffensief is voor Himilco
een groot succes geworden. Het heroverde Motya wordt niet meer compleet
opgebouwd, maar in plaats daarvan wordt op de zuidelijk van Motya
gelegen landtong de basis Lilybaion of Lilybaeum gesticht, dat vrij
gemakkelijk te verdedigen is en ook gemakkelijker van open zee is te
bereiken.
CARTHAAGSE STRIJDKRACHTEN VOLGENS DE OVERLEVERING
EN VOLGENS EEN Reële MAXIMALE INSCHATTING.
JAAR TIMAEUS EPHOROS MAXIMAAL
=========================================
409 100000 204000 80000
406 120000 300000 100000
396 130000 303000
100000
=========================================
CARTHAAGSE VLOTEN
afronding op tientallen MAXIMAAL
‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑--------
JAAR OS TS OS TS
‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑--------
409 60 1500 60 600
406 120 1000
120 400
396 400 600 220 200
‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑--------
Getallen van over de 1000 transportschepen en tegen de
400 oorlogsschepen lijken erg
overdreven te zijn. Ook de
legers van 300000 man kunnen niet op waarheid berusten.
Zelfs in de Romeinse tijd komen deze aantallen niet of nauwelijks voor.
Met de Sicaniërs wordt in volle omvang het oude verbond hersteld en dan
maakt Himilco zich op voor zijn grootste veldtocht, die nu niet langs de
zuidkust (waar de Grieken hem verwachten), maar langs de noordkust zal
gaan en pas zal eindigen voor Syracuse.
AANTAL TROEPEN PER TRANSPORTSCHIP
De overleveringen van Timaeus over de sterkte van leger en
vloot van Carthago op en om Sicilië zijn beduidend lager
dan die van Ephorus. Ook de verhouding tussen expeditiemacht
en transportvloot is veel aannemelijker.
Totaal aantal troepen per transportschip.
jaar Timaeus Ephorus maximaal
‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑
409 66 136 133
406 120 300 133
396 166 500 133
‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑
3.6.3. Himilco's opmars langs de
noordkust.
Vanuit Panormus rukt Himilco zonder al te veel moeilijkheden op langs
Solus. Hij neemt geen wraak voor het verraad van Thermai het vorige
jaar, maar accepteert gewoon de overgave van de stad. Hij passeert het
verwoeste Himera en bejegent ook Cephaloedium vriendelijk. Na Agathyrnum
stevent de begeleidende vloot naar de Liparische eilanden. Sinds het
avontuur van Pentathlos in 580 bij het nu net gestichte Lilybaion zitten
daar Rhodiërs en Knidiërs naar hartelust zeeroverij te bedrijven. Die
krijgen daarvoor dan nu gevoelig de rekening gepresenteerd. De eilanden
worden schatplichtig aan Carthago. Ieder jaar dienen zij 30 talenten
zilver af te dragen. Het leger van Himilco heeft zich inmiddels
voort gerept langs Mylae naar de noordoostpunt van Sicilië. Als de zomer
aanbreekt verschijnen leger en vloot van de Carthagers gezamenlijk voor
het belangrijke Messana, dat de zeestraat tussen Sicilië en Italië samen
met Rhegion beheerst. Er wordt nabij Peloris een kamp opgeslagen, dat
door de Messaners scherp in de gaten wordt gehouden. Messana is namelijk
niet van plan om zich met de Carthagers te verbinden.
3.6.4.
Himilco's opmars langs de oostkust.
De
Messaanse troepen verlaten verrassenderwijs hun stad om het leger van
Himilco op de kustweg tegen te houden. In die situatie besluit de
Carthaagse bevelhebber tot een directe landingsaanval in de haven van
Messana, die ongetwijfeld dan minder sterk verdedigd zal kunnen worden.
Met 200 transportschepen wordt een grote troepenmacht rechtstreeks in
de
haven van Messana gedebarkeerd.
De
stad valt zonder al te veel verzet in handen van de Carthagers. De
terug naar de stad ijlende Messanen komen te laat om deze ramp voor hen
te
keren. Toch zetten ze het verzet tegen Himilco voort door zich in een
aantal forten in de omgeving te nestelen. Daarop laat Himilco de muren
van Messana afbreken en vervolgt zijn weg naar het zuiden.
De bezettingsmacht van een fort van Messana geeft zich
niet over en probeert zwemmend de overkant bij Scylla
te bereiken. Maar een zeer gering aantal gelukt dat.
Na de inname van Messana kiezen de meeste Siculiërs de
zijde van Himilco. Alleen de Siculiërs van Assorus
houden het nog op de Grieken.
Zie: ATLAS VAN DE FENICISCHE & PUNISCHE
STAMMEN, STEDEN EN VOLKEN.
56A.Opmars van Dionysios I naar
West-Sicilië (397 v.C).
56B.De gevechten om Motya (397 v.C).
56C.Segesta tijdens de opmars van
Dionysios I (397 v.C).
56D.Opmars Himilco langs de Noord- en
Oostkust (396 v.C).
56E.De inname van
Zancle/Messana (396 v.C).
56F.De forcering van de straat van
Messana (396 v.C).
56G.De tocht rond de berg Etna (396
v.C).
56H.De zeeslag voor Katane (396 v.C).
56I.Syracuse en omgeving (396 v.C).
56J.Het centrale deel van Syracuse
(396 v.C.
56K.De Griekse tegenaanval bij
Syracuse (396/395 v.C).
Hij probeert zoveel mogelijk betrekkingen aan te knopen met de
Siculiërs in een poging hen te
mobiliseren tegen Syracuse. Na de
stichting van Tauromenion en de verovering van Naxos vestigt hij daar
dan ook Siculiërs. Dionysius zit ondertussen niet stil en versterkt zich
met 1000 Spartaanse huurlingen en hij breidt ook nog meer zijn vloot
uit. Leontinoi wordt weer ommuurd en Aetna (de stad) wordt door de
Campaniërs bezet. Tenslotte gaat Dionysius zelf met 30.000 man voetvolk
en
3000 ruiters naar Catane om Himilco daar tegemoet te treden.
Op
zijn weg naar het zuiden wordt Himilco door een onverwachte
belemmering tegen gehouden. De vulkaan Etna vindt dit het gepaste
ogenblik voor een grote uitbarsting. Grote lavastromen blokkeren de
kustweg en voor Himilco zit er niets anders op dan om via het binnenland
om
de vulkaan heen toch Catane te bereiken. Hij volgt daarbij de dalen
van de rivieren Akesines en Symaithos.
Zancle
Plaats op Sicilië aan de straat van Messina.
Himilco neemt in 396 v.C de stad in. In 264 v.C is de stad het oord, waar
de 1e Punische oorlog begint, wanneer de Carthaagse bezettingsmacht
in de burcht gedwongen wordt om te vertrekken. Het is dus geen Fenicische of
Punische nederzetting, maar diverse malen optredend als bondgenoot of
tegenstander van Carthago.
ZANCLE-MESSANA
A.Lazonder. Proefschrift. Academia Rheno-Traiectina,1903.
ncfps
Geen opmerkingen:
Een reactie posten