2.12. De invasie door Doriëus.
Omstreeks 520 werd nog een
opmarspoging van de Grieken gestuit.
Ditmaal
landde eerst in Libyë de Spartaan
Doriëus nabij Leptis; een plaats aan
de monding van de rivier de Kynips.
Drie jaar lang schijnt Doriëus daar
verbleven te hebben. In 517 wordt
hij uiteindelijk verdreven
door de
inheemse bevolking
ondersteund door de
Carthagers, die zich
nu
consequent overal
daar melden, waar
sprake is van
een Griekse penetratie.
De Spartanen moeten zich weer
inschepen en doen nog een poging.
Ditmaal
is de westpunt van Sicilië het doel.
Doriëus sticht een stad
Heraclea
aan de voet van de later zo vaak
omstreden berg Eryx. Dat kan Carthago
en nog minder de steden Motya en
Panormus niet dulden. Het zijn dan ook
hun verenigde strijdkrachten met die
van Segesta die de
stad en het
leger van Doriëus vernietigen. Met
Doriëus sneuvelen ook
Thessalos,
Paraibates, Keleon en Philippos van
Croton. Alleen de laatste leider van
de Spartanen, Euryleon, overleeft de
strijd en wijkt uit naar Minoa, dat
hij
weet te verschalken
op de tiran
van Selinunte. Al
deze
gebeurtenissen leiden ertoe, dat te
Selinunte een opstand uitbreeekt ten
gunste van Euryleon. Hij grijpt de
macht te Selinunte, maar
wordt al
snel vermoord.
De invasiepogingen van Pentathlos en
Doriëus én de
strijd tussen de
Elymiërs en Selinunte zijn nog niet
zozeer als complete
Siciliaanse
oorlogen te beschouwen. Het zijn de
laatste schermutselingen van de
"net" aangekomen Grieken
met de tot dan terugwijkende Feniciërs. Eerst
op eigen kracht en later met immer
meer ondersteuning van Carthago weren
de volken op de westpunt van Sicilië
de poging van de Grieken af om het
gehele eiland in handen te krijgen.
Zij zullen daar nooit in slagen.
520
ncfps 620
n Z
Geen opmerkingen:
Een reactie posten