dinsdag 11 november 2014

78.Atlantische eilanden


          2.1.    De eilanden in de Atlantische oceaan.

 

Eenmaal  aangekomen  bij  Tarfaya   moeten   de   Feniciërs   welhaast automatisch de Canarische eilanden ontdekt hebben. Vanaf  de  Afrikaanse kust is bij helder weer de bijna 4000 meter  hoge  vulkaan  op  Tenerife zelfs met het blote oog te ontwaren. Nog dichter bij de Afrikaanse  kust liggen de eilanden Fuerteventura en Lanzarote. Even na 146 v.C verkent Polybios met een Romeinse vloot deze kusten. Veel  later omstreeks het begin van onze jaartelling doet een vloot van koning  Juba II van Mauretanië de eilanden aan en  vindt  er  de  puinhopen  van  een Fenicische (?) nederzetting  op  Gran  Canaria.  Hij  noemt  een van de  eilanden naar de er kennelijk voorkomende geiten!!!

 

 

Zie map 73.5    Afrika in de Oudheid       W.F.G.Lacroix       Eburon, Delft

                  Een linguïstisch‑                              1993

                  toponymische analyse                           copie

                      Zie tevens:
                      LIXOS, Taradell, M. (Tetuan 1959).
                      MOGADOR, Jodin, A in:"Notre prélim.sur l'établissement
                                            préromaine de Mogador" (Campagne
                                            1956‑1957), Bulletin d'archéologique
                                            marocaine, II, 1957.
 
ANTIEKE NAAM     moderne naam                                     bijzonderheden
RUSADDIR                                            Melilla
                                                               Cap des Trois Fourches
TAMUDA                                                               Tétouan
                                                               Ceuta                      = ABYLA
                                                               Ksar es Srir
                                                               Tanger                   = TINGI(S)
COTES PROM.                                     Cap Spartel
TRIGX?
COTTE?
ZILI                                                        Azila
LIXUS                                                    Tchemmich
                                                               El Araïch
Lac CEPHESIAS                                    Merdja Ras ed Doura
THYMIATERION                                   Méhédia
                                                                                                              (BANASA)
                                                               Rabat
                                                                                                              (VOLUBILIS)
PROM D’HERMES
SALA                                                      Chella
                                                               Azemmour
RUSIBIS                                                 Mazaghan
PROM.SOLEIS                                      Cap Cantin
                                                               Safi
PROM.D’HERCULE?                            Ras el Hadid
                                                               Mogador
RUSADDIR?                                          Cap Sim
                                                               Cap Ghir
                                                               Agadir
 
De moderne benaming is door S.Gsell veelal gedaan in de Franse versie. Tegenwoordig hebben de meeste namen een Arabische uitvoering gekregen.Overigens is tegenwoordig de lijst sinds S.Gsell aanzienlijk aangevuld en verbeterd.
 
Zie map 23.8 Diverse kaarten uit   S.Gsell           Paris 1922!
         L'Histoire ancienne du  l'Afrique du nord
 
Op Gran Canaria treft Juba II ruïnes van een nederzetting aan. Het is zeer wel denkbaar, dat dit een opgegeven Fenicische of Carthaagse plaats was.
 
                Zie Boek 257.KANARISCHE INSELN
Merian 4 – XXXIV/C Tijdschrift met 27 artikelen.
Blz
38            oorsprong van de naam
46            drakenboom
58            regenboom Hierro
64            inscripties
128          wijnakkers

                  DE PURPEREILANDEN
                  Plinius (23‑79 n C) noemt ze zo en dat heeft zijn reden.
                  Op de Canarische eilanden groeit namelijk een korstmos. Hiermee
                  konden duurzame lakmoesverven worden gemaakt en dat hadden de
                  Feniciërs nodig voor hun te verven kledingstukken e.d.
                  Daarnaast was van belang de zogeheten "Drakenbloedboom", die een
                  harssoort afscheidde, die prima als rode kleursstof te gebruiken
                  was.
                  Voor deze twee producten bezochten de Feniciërs lange tijd de
                  eilanden en brachten de hars en de mos over vele duizenden kilo‑
                  meters naar Sidon en Tyrus, alwaar die verwerkt werden.
                  Na de ondergang van de Fenicische en Punische steden verdwij‑
                  nen de eilanden in de vergetelheid.
                  Juba II van Mauretanië gaat er tussen 50 v C en 23 n C nog een
                  keer heen en vind alleen vele oude gebouwen, maar de bewoners
                  zijn verdwenen.
                  Pas de Genuezen in 1270 n C herontdekken de eilanden voor
                  Europa, maar de Arabieren moeten er tussentijds ook al zijn
                  geweest.
          De Canarische eilanden  werden  nooit  ten  volle  door  de  Feniciërs
          gekoloniseerd. Ze vestigden er wel een uitwijkplaats  voor  noodgevallen
          en ze exploiteerden er een  zeldzame  mos  en  hars,  wat  ze  voor  hun
          ververijen nodig hadden.
          Ook op Madeira is het niet verder gekomen dan een provisorische kolonie.
          De scheepvaarders van Gadir zijn er misschien bij toeval in slecht  weer
          terecht gekomen.
          Madeira zou ook het eiland kunnen zijn, dat Diodorus Siculus  beschrijft
          op basis van de bevindingen  Timaeus  van  Taormina.  Er  wordt  daarbij
          gesproken over "een groot eiland in de oceaan ten westen van Libyë,
          waarvan de bergen begroeid zijn met  bossen.  In  het  wild  groeien  er
          vruchtendragende bomen. Er zijn bronnen en wijde vlakten, doorsneden met
          bevaarbare rivieren (?). Het eiland heeft een subtropisch klimaat en  de
          bewoners leven van visvangst en jacht. In de winter  nemen  de  bewoners
          hun intrek in huizen."
          Het is een bijna sprookjesachtige beschrijving,  die  op  de  bevaarbare
          rivieren na, best op Madeira zou kunnen slaan. De Etrusken  schijnen  op
          de hoogte te zijn gebracht van het bestaan van Madeira. Zij  vatten  dan
          ook het idee op om er een kolonie te vestigen. Dat schijnt  echter  door
          Carthago verijdeld te zijn.
          Tot in de eerste eeuw blijft het bestaan van Madeira aan de inwoners van
          Gadir bekend. In het jaar 80  bieden  zij  de  in  ballingschap  levende
          Sertorius aan om hem er heen te brengen.
 
          Van Madeira en de Canarische eilanden is het zo goed als zeker,  dat  de
          Feniciërs die eilanden kenden  en  er  in  ieder  geval  provisorische
          uitwijkplaatsen hebben gesticht. Van de Azoren  is  het  duidelijk  veel
          minder zeker.
Wat te denken van de legende, waarbij een van de stichter van Carthago “Äzoros” wordt genoemd. Nu slaat dat in eerste instantie terug op ZOR of Soer (=> Tyrus), maar het geeft toch te denken. Serieuzer is de volgende bijdrage:
   Zie map 45.2.5:Did Carthagian mariners reach the island of
    Corvo (Azoros) B S J Isserlin, Leeds,
Zie map 84.13:A Phoenician Fable (Corvo), M.Patricia & P.M.Bikai
 
Over verdere Atlantische reizen en ontdekkingen rept verder deel Drie 5.2 t/m 5.6.
 
Mauretanië.
De oorspronkelijke bewoners zijn de Berbers, ofwel beter de Imazighen (=vrije mensen). Volgens Ibn Chaldoen (1132-1406) zijn de Berbers de afstammelingen van Canon, de zoon van Cham en kleinzoon van Noah. Zij zouden Palestina ontvlucht zijn nadat David Goliath had verslagen. Mogelijk is dit een echo van de vroege Punische én Joodse aanwezigheid.  Al vanaf 700 v.C zijn er sporen traceerbaar van Punische faktorijen langs de kust: Lixus, Essaouira, Sala, , Tanger, Asilah. Na de verwoesting van Carthago (146) neemt de Punische invloed sterk toe. Volubilis wordt hun voornaamste centrum. De Joden kwamen in grotere getale al na 586 v.C na de verwoesting van de tempel. Juba II regeert als Romeins vazal van 25 v.C tot 23 na Chr.  In 285 na Chr trekken de Romeinen zich terug uit Volubilis. Daarna blijft de stad echter nog vele eeuwen bewoond tot de aankomst van de Arabieren. Wat er in die tijd in Mauretanië gebeurde is vrijwel niet bekend!!!! Arabische kronieken verhalen verder van een Joodse prinses Dihya ofwel later Kahina, die zich tegen de Arabische overheersing verzette.
 
          78.12.  Geschiedenis van Marokko   H.Obdeijn, P de Mas Bulaaq/v.Halewyck
                                             Ph.Hermans          Amsterdam/Leuven
                                                                


77. Langs de Mauretaanse kust


          2.4.    Langs de Mauretaanse kust.

                                                                                            

          Reeds in zeer vroege tijden hebben de Feniciërs deze kust verkend. Al omstreeks 1100 werd Lixus gesticht. Vele andere nederzettingen zijn gevolgd,  waarvan we slechts een paar bij naam  kennen en hebben kunnen lokaliseren.

          De exacte ligging van Trigx en Cotte is onbekend, maar deze factorijen moeten tussen Tingis en Zili gelegen hebben. Zili is het huidige Asilah, dat op een kleine kaap in zee uitsteekt. Iets zuidelijker ligt Lixus, dat nabij het huidige Larache te vinden is.

                  ZIE: Map 8.7.Mapa arqueologico de la zona del protectorado de Espana en Marruec {Melilla,Cazaza,Alucemas,Tanger,Valonae, Ceuta,Arcila,Larache,Tetuan,Laud Plumen,

 Cabo Tris,Cobucla,Taenia Longa,Parietina} CENTRAL DE MONUMENTO HISTORICO Y ARTISTICO, C L DE MONTALBAN, 1933

 

                      CONTRIBUTION A L'ETUDE DE L'EXPANSION CARTHAGINOISE AU

                      MAROC door P CINTAS

Op of nabij de huidige plaatsen Rabat, Mohammedia, Casablanca, Azemmour, El‑Jadida  (Rusibis),  Safi,  Essaouira  (Mogador)  en  Agadir   is   de aanwezigheid van de Feniciërs tastbaar aanwezig. De lokaties zijn  ook uitermate geschikt als steunpunten. Verder  moet  nog  gedacht  worden  aan  Moulay‑Bouselham,  Dar‑Bouazza, Oualidia en de monding van de Oued Tensift. Op den duur zijn  deze  nederzettingen  van  het  eerste  uur  voor  het merendeel weer vervallen en opgegeven, omdat er geen droog brood voor de handeldrijvende  Feniciërs  in   deze   streek   te   verdienen, of dat er sprake zou kunnen zijn van enige strijd met de inheemse bevolking (zie o.a.Diodoros).   Een uitzondering vormt  de  goudhandel.  Alleen  Lixus  en  Mogador  blijven

langere tijd bemand. De tocht van  Hanno  in  de  vijfde  eeuw  is  o.a. bedoeld om de kust nieuw leven in te blazen. Wellicht is er sprake van meerdere expedities.

De reizen in de zin van etappes:

Op zijn eerste reis sticht Hanno Thymatérion, de muur van de Cariërs, Gytte, Acra, Melitta en Arambys. Op zijn tweede reis bereikt Hanno het eiland Cerné en dat moet in de streek Rio de Oro gelegen hebben. De derde expeditie ging veel verder dan de eerste twee, maar hoe ver exact zullen we waarschijnlijk nooit weten. De meningen variëren globaal vooralsnog tussen Guinee en Kameroen in. Voor verdere details wordt verwezen naar Deel Drie 5.5.

Hier past verder wel de opmerking, dat de reis van Hanno met zijn 60 schepen(?) en 30.000 opvarenden(?) geen blijvend resultaat gehad heeft. Net zoals Gadir en Carthago het steunpunt Mogador rond 500 opgaven, zo ook gaan op den duur deze nieuw gestichte kolonies van Hanno verloren? Hedentendage hebben we de grootste moeite om met zekerheid vast te stellen, waar exact deze kolonies gelegen hebben, ofwel zijn ze voortgegaan onder een andere naam. Niettemin is de tocht van Hanno een epische prestatie, die de Portugezen in vele etappes pas zeer veel later zullen herhalen.

ncfps

76. Tartessië


          2.3.    Tartessië (2).

 

          Wanneer rond 700 Tyrus ook de (in ieder geval formele) heerschappij  der

          Assyriërs moet erkennen,  geraakt  Gadir  de  steun  van  de  moederstad

          goeddeels kwijt. Het weet op eigen kracht de controle over Tartessië niet

          verder vast te houden. Tartessië wordt  weer  onafhankelijker.  In

          economisch  opzicht  blijft  het  land  nog  wel  van   de   Feniciërs

          afhankelijk. Een nieuwe bloeiperiode van het land breekt desondanks aan.

          Bij Huelva/Aljaraque  wordt  het  koper  van  de  Rio  Tinto  overgeslagen  op  de

          zeeschepen. Het  zilver  kwam ,  zoals  reeds  beschreven uit de  Sierra  Morena, 

          terwijl  het  tin  door  middel  van oceaanvaarten vanuit Gallicië en/of Bretagne

          en verderweg werd aangevoerd. In  het  dal van de Betis werd akkerbouw

          bedreven en boomgaarden ingeplant. **

          Kortom, Tartessië was in die tijd een welvarend land,  dat  ook  contact

          ging zoeken met andere volken.

ncfps

75. in conflict met de Etrusken?


          2.2.    In conflict met de Etrusken?

 

          Nog voor de Grieken zich "en masse" in  Zuid‑Italië  vestigden,  was  er

          (waarschijnlijk vanuit Klein‑Azië) een ander volk in dat  land  gekomen.

          Ze  worden  Rasena,  Tusken,  Etrusken  of   Thyrreniërs   genoemd.   Hun

          geschiedenis  is  nog  moeilijker  te  reconstrueren  dan  die  van   de

          Feniciërs. Het was in eerste instantie een landvolk, dat  zijn  steden

          op hoogten in het binnenland bouwde. Toch deden  ze  ook  aan  zeevaart.

          Sporen van hen zijn gevonden op Ilva (Elba), Corsika en Sardinië.  Zelfs

          in Spanje schijnen zij zich vertoond te hebben. *

          De latere koning Arganthonius zou mogelijk een  Etruskische  naam  gehad

          hebben. De Etrusken moeten een langdurig  contact  met  Tartessië  gehad

          hebben, want ook zij waren bedreven in zeevaart en  metaalbewerking.  De

          metalen van Spanje zullen hun weg ook naar Etruskenland gevonden hebben.

          Dit  heeft  de  Etrusken  ongetwijfeld  in  contact  gebracht   met   de

          Feniciërs. Of het ooit gewapenderhand tot  een  conflict  is  gekomen,

          laat zich niet traceren.  In  menig  opzicht  zijn  de  Etrusken  en  de

          Feniciërs concurrenten van elkaar geweest en toch horen we nooit  over

          echt grootscheepse conflicten. Wel is er een  overlevering  bekend,  dat

          Carthago ooit de Etrusken verboden heeft om naar Madeira te varen.

ncfps

74. de bloeiperiode van Gadir


          2.1.    De bloeiperiode van Gadir.

 

          Het  reeds  vele  eeuwen  oude  Gadir  heeft  zich  opgewerkt   tot   de

          belangrijkste stad van de Feniciërs in  Zuid‑Spanje.  De  stad  heerst

          over een  groot  deel  van  Tartessië  (vermoedelijk  de  delta  van  de

          Guadalquivir) en bezit een eigen vloot,  die  niet  alleen  de  Iberische

          kusten exploreert, maar ook nog naar het zuiden toe tochten  onderneemt.

          Het is wellicht geen toeval, dat nog het huidige Agadir op  de  Marokkaanse  kust

          zoveel gelijkenis vertoont met de oude naam van Cadiz (Gadir).

          Het  is  vrij  waarschijnlijk,  dat  ook  het  eiland  Madeira  (zie  de

          overeenkomst met de naam Gadeira{Gadir}) en de Canarische eilanden reeds

          door de schepen uit Gadir werden bezocht en geëxploiteerd.

          Zo bestaat er een overlevering van "Timaios", die ons  bericht,  dat  de

          Feniciërs vier dagen lang met oostenwind vanuit de zuilen van  Melkart

          gezeild zijn. Op zandbanken voor de kust van Afrika zouden  ze  vele  en

          grote tonijnvissen gevangen hebben. Na hen gedroogd te hebben, werden de

          vissen naar Carthago gestuurd.

          In deze tijden heeft Gadir toch voor zijn voortbestaan  moeten  vechten.

          Er ligt namelijk een overlevering, dat de Iberische koning Theron  Gadir

          met schepen zou hebben aangevallen. Zijn schepen raken echter  in  brand

          en de vloot van Gadir (+Carthago?) overwint in de zeeslag voor de stad.


          De naam Theron wordt ook wel in verband  gebracht  met  de  gelijknamige

          tiran van Akragas op Sicilië, maar het is niet erg waarschijnlijk, dat hij zich zo ver

          westelijk gewaagd zal hebben.

ncfps