donderdag 28 augustus 2014

55.De route naar het westen.


          1.3.    De route naar het Westen.

 

          1.3.1.  De noordelijke route.

 

De noordelijke route werd eerder verkend door de Minoërs, spoedig gevolgd door de Feniciërs, als de Minoërs als factor van betekenis wegvallen. Arvad* moet een belangrijke rol gespeeld hebben  in  de  explorering  van deze route. Deze plaats is het gunstigst gelegen als  uitvalbasis  langs de kusten naar de golf van Issus en verder langs de Cilicische kust naar de Egeïsche zee. Via Rhodos en Kreta werd de Peloponnessos  bereikt.  Na Corcyra (Korfoe) vond de moeilijke oversteek naar Apulië plaats,  waarna langs de kusten van Zuid‑Italië Sicilië werd aangedaan. Vanuit  Arvad  en  de  andere  Fenicische  steden  werd   ook   direct overgestoken naar  Kypros  (Cyprus).  Op  dit  eiland  kwamen  de  eerste Fenicische overzeesche steunpunten tot stand. Van Cyprus uit werd  dan weer snel de zuidkust van Klein‑Azië opgezocht. Dit is een beschrijving van de hoofdroute. Zeker  bij  de  Egeïsche  zee vonden veel schepen hun weg naar noordelijker havens en eilanden,  zoals naar Thasos en Thera. De noordelijke route zal in het begin in de meeste belangstelling hebben bestaan bij de Feniciërs  totdat  door  de  expansie  van  de  Griekse zeevaart noodgedwongen een andere route steeds  meer  benut  moest  gaan worden. Overiegsn volgen de Etrusken deze route ook op hun tocht naar Toscane.

 

Zie Map 49.1.11.Dimensione Tirrenica, S.Moscati, RSF XVI 1988.

 

          1.3.2.  De zuidelijke route.

 

          De zuidelijke route werd ook drukbevaren en dat lag voor  de  hand.  Het

          oudste vertrekpunt  is  hier  Byblos,  dat  nauwe  relaties  met  Egypte

          onderhield. Ofwel direct, ofwel voorzichtig varend langs de Philistijnse

          kust werden de ankerplaatsen in de Nijlarmen aangedaan. Vandaar ging het

          in westelijke richting langs de Libysche kust  rond  Cyrenaica  door  de

          Syrten naar Kerkenna (Cercina) of Djerba (Meninx) als tussenstation. Dan

          was het niet ver meer naar Utica.

          Deze  kust  langs  de  Saharawoestijn  was  toendertijd  nog   niet   zo

          onherbergzaam en  onvriendelijk  als  hij  dat  nu  is.  Er  waren  meer

          pleisterplaatsen en er was gemakkelijker drinkwater in te nemen.

          Belangrijke pleisterplaats zal Bomba (Aziris) geweest zijn.

          De zuidelijke route komt pas in gevaar, wanneer de Grieken zich in grote

          getale op Cyrenaica gaan vestigen.

          De hoofdroutes liepen van oost naar west en in principe zoveel  mogelijk

          langs de kusten. Dat wil niet  zeggen,  dat  er  geen  dwarsverbindingen

          waren; dus van zuid naar noord en  andersom.  Eén  daarvan  is  die  van

          Egypte naar de Egeïsche zee. Vanuit Aziris zal veelal de oversteek  naar

          Kreta gemaakt zijn over de open zee.

 

 

          XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX

 

                      OTTO MELZER in zijn "Geschichte der Karthager" gaat ook uit

                      van de noordelijke route als het begin van de verre over‑

                      zeesche tochten der Feniciërs naar het westelijke deel

                      van de Middellandse zee.

 

 

Map 45.1.1.Precollozziazione greca e precollozziazione fenicia, S.Moscati, RSF XI,2, 1983.

 

ZIE:ATLAS VAN DE FENICISCHE EN PUNISCHE STAMMEN, STEDEN EN VOLKEN.

 

          38A.De kleine Syrte streek

          38B.Meninx/Djerba

          38C.De grote Syrte streek

          38D.Arae Philenorum

          38E.Omgeving Arae Philenorum

 

 

          Zie Boek 16.DE FENICIëRS                                          

 Avec les Phéniciens à la poursuite du soleil sur la route de l’0r et de l'étain. J.Mazel. i.e.v.v.R.J.Demarée. Deventer,

Uitg.N.Kluwer 1971. Een persoonlijk visie met veel veronderstellingen, die weinig onderbouwd zijn. Niet echt wetenschappelijk. Zo moet het dus niet! Mazel is zes jaar onderweg door zestien landen om de Feniciërs in zijn greep te krijgen. Hij slaagt daarin wel op een bepaalde manier: hij speurt gegevens op, die misschien wel eens waar kunnen zijn en hij leeft zich zeker goed in in de wereld van dit volk. Hij doet echter te gewaagde uitspraken, het is net over de rand. Er zijn teveel wilde hypotheses (Epidaurus blz 93) en ook in de chronologie gaat er het een en ander mis. Er staan ook duidelijke onwaarheden in. De Feniciërs zouden ons twee voorname boodschappen hebben meegegeven: het pragmatisme en de hoogste macht is het geestelijke.

 

          Naarmate de Grieken zich steeds meer  op  zee  waagden,  gingen  ook  de

          Feniciërs zich al dan niet gedwongen terugtrekken uit hun Egeïsche  en

          Zuid‑Italiaanse steunpunten. Van  levensbelang  werd  nu  de  meer zuidelijke

          route.

 

          1.3.3.  De Middenroute.

 

          De zeeverbinding tussen Fenicië en het westen werd op den duur,  zoals

          gezegd nog meer bedreigd door de vestiging van de Grieken  in  Cyrenaïca

          aan welk gebied zij deze naam gaven, want daar stichten  zij  Cyrene  en

          nog een aantal andere kolonies.  Weliswaar  kwam  dit  gebied  tijdelijk

          onder  Perzische  controle,  waardoor  de   Feniciërs   weer   veilige

          aanloophavens hadden halverwege de tocht naar het verre westen en terug.

          In ieder geval was daar Aziris halverwege Egypte en Cyrenaïca, dat  niet

          duidelijk  Grieks  of  Egyptisch  was.  Op  den  duur  gaan  echter   de

          tussenstations verloren. Dat betekent niet, dat de zeeverbinding  tussen

          Tyrus/Sidon en Carthago verloren ging, omdat de Feniciërs hadden leren

          varen op de sterren. De kleine beer was  het  sterrenbeeld,  waarop  zij

          zich  orienteerden.  Onafhankelijk  van  welk  tussenstation   dan   ook

          volbrachten de Fenicische zeelieden steeds meer de lange reis  in  één

          keer over de duizenden kilometers lange zee.  Vlak  voor  Carthago  werd

          meestal Melita, Lampas of Kerkenna aangedaan; eilanden in  de  hoge  zee

          voor Afrika.

          Vaak was er dan ook nog een tussenstop te  Neapolis  (Nabeul)  of  Aspis

          (Clupea) of Kerkouane op de kust van Afrika. Naar het  zuiden  toe  week

          men ook wel uit naar Lebda of Meninx om tropische producten in te nemen.

54.Fenicische periode in het westen.


          1.      DE FENICISCHE PERIODE.


 

          Voordat  de  Feniciërs  vanuit  Sidon  en  Tyrus  vooral  hun   eerste

          nederzettingen stichten, bevoeren zij al wel de zeeën daar naar toe. Via

          de noordkust van Afrika of via Hellas en Zuid‑Italië bereikten  zij  het

          westelijk bekken van de Middellandse  zee.  In  het  begin  hielden  zij

          overdag nauwgezet het strand of de kustgebergten in het oog, terwijl zij

          's‑nachts hun schepen op het strand trokken. Later oriënteerden zij zich

          op de kleine beer en voeren vrijmoediger over de grote binnenzee.  Om  te

          begrijpen waar de Feniciërs tenslotte hun steden en factorijen in  het

          westen  vestigden,  is  een  kort  inzicht  in  de  fysisch‑geografische

          gesteldheid noodzakelijk.

 

          1.1.    De fysisch‑geografische gesteldheid van Noord‑Afrika.

 

          De Feniciërs landen in Noord‑Afrika in feite op een  enorm  langwerpig

          eiland. dat in het noorden door een waterzee en in het zuiden  door  een

          zandzee omsloten is. De kust zelf is grotendeels bergachtig met  her  en

          der beschutte baaien. De kust van het huidige Tunesië kent nog de meeste

          kustvlakten met in het zuiden een diepe zoutmeerdepressie.

          Algerije bestaat uit een centrale hoogvlakte met daaromheen  bergketens.

          Vooral de kust kent vele kapen, afgewisseld met kleine  kustvlakten  aan

          baaien en golven. In de pre‑historie moet het klimaat duidelijk warmer en

          vochtiger zijn geweest. Toen kwamen er vele tropische dieren en  planten

          voor. Tegen de tijd, dat de Feniciërs er aan land gaan, is het klimaat

          al veel droger geworden en breidt de Sahara zich uit, alhoewel  die  nog

          lang niet zo uitgedroogd was, als nu. Zelfs de kust  van  Libië  schijnt

          over enige gedeelten nog bebost geweest te zijn. Zo zouden de heuvel van

          Grâces en de kaap Misrata (Cephelès) bij de rivier  Kinyps * bebost  zijn

          geweest. Ook worden volgens Polybius in de Darat (Oued Draa) en  in  een

          meer te Mauretanië  volgens  Juba  II  van  dat  land  tropische  dieren

          aangetroffen. In  het  bijzonder  zijn  veel  olifanten  aanwezig.  Veel

          Carthaagse legers maken daar met tientallen tegelijk gebruik  van,  maar

          ook nog de latere koningen Jugurtha van Numidië en Juba I van Mauretanië

          hebben ze nog in resp. de 2e en 1e eeuw in hun bezit.

          Dat alles duidt op in ieder geval een vochtiger klimaat. De  kustvlakten

          en gebergten zijn dan  ook  over  het  algemeen  nog  bebost.  Meer  het

          binnenland in vinden we steppen en tenslotte de woestijn.

 

          XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX

 

* Zie: de vergeefse poging van Doriëus om in Libië in de bosrijke streek langs de Kinyps een nederzetting te stichten in c.520 v.C.

 
                  Pomponius Mela I,12:
                  FENICES, SOLLERS HOMINUM GENUS ET AD BELLI PACISQUE MUNIA
                  EXIMIUM: LITTERAS ET LETTERARUM OPERAS ALIASQUE ETIAM ANTES,
                  MARIA NAVIBUS ADIRE, CLASSE CONFLIGERS, IMPERITARE GENTIBUS,
                  REGNUM PROELIUMQUE COMMENTI.

          1.2.    De etnografische samenstelling van Noord‑Afrika.
 
          Aan een groot deel van de kusten van Noord‑Afrika wonen de Libyërs,  die
          voor een deel later meer en meer Liby‑Feniciërs of  Puno‑Libyërs  gaan
          worden. Dit vanwege eerst de overname van de Punische  taal,  maar  ook,
          omdat er een daadwerkelijke vermengng  met  de  Feniciërs  en  Puniërs
          plaats vond. In het binnenland vinden  we  in  grote  getale  Numidische
          nomadische stammen,  die  vooral  geconcentreerd  zijn  in  het  huidige
          Algerije. Het huidige Marokko wordt bewoond door de Mauren. Verder waren
          er in het binnenland nog volgens Herodotus:
 
          tabel 1.Inheemse Noord‑Afrikaanse volken en hun voornaamste woonplaats,
                  uitgedrukt in de huidige landen‑ en streeknamen.
          stammen/volken                                    woonplaats
          ‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑
          Gaetuliërs                                        Sahara
          Pharusiërs                                        ?
          Maxyen                                            Tunesië
          Gyzanten                                         Tunesië
          Machlyen                                         Tripolitanië
          Maken                                              Tripolitanië
          Ausen                                              Tritoonismeer
          Garamanten                                     Sahara
          Gindanen                                         Tripolitanië
          Psyllen                                             Tripolitanië
          Nigrieten                                          Sahara
          Zauèken                                          Tunesië
          ‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑‑
          Veel van deze volken kunnen we nu niet meer thuisbrengen. Waarschijnlijk
          zijn velen van hen opgegaan in achtereenvolgens het Carthaagse rijk, het
          Numidische rijk en  tenslotte  het  Romeinse  rijk.  Negers  treffen  we
          hoofdzakelijk aan in de noordelijke oases van de Sahara.
 
          XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX
 
              PATERCULUS:
              "..fere anno octogesimo post Troiam captam, centissimo et vicesimo
              quam Hercules ad deos excesserat."
              STICHTING VAN GDR IN 1104/3? of 1101?
 
Zie Boek 246.AFRICA AND AFRICANS IN ANTIQUITY Edwin M.Yamauchi. Michigan State University Press, East Lansing. 2001 Michigan. Speciaal het hoofdstuk over Carthago en de Berbers.
 
 
          Zie Boek 9.HERODOTUS HISTORIëN.
          O.Damsté, Fibula van Dishoeck, Haarlem 1978. Hoofdredactie:
          J.Th.M.F.Pieters. Een register op naam en enige kaarten.
 
 
Map 19.1.L’Afrique du Nord dans l’Antiquité, F.Decret/M.Fantar, Payot Paris 1981.

53.Inleiding boek drie

INLEIDING

 
De Feniciërs zijn de sleutelfiguren van de Oudheid. Dat is niets teveel gezegd, want niet alleen in het oosten hebben zij een dominerende rol gespeeld. Ook in het westelijke deel van de Middellandse zee hebben zij een zo mogelijk nog groter stempel gedrukt op de vooruitgang van de scheepvaart, handel en de beschaving in het algemeen. Honderden jaren waren zij samen met de Etrusken de enige beschaafde natie in dit deel van de toenmalig bekende wereld.
De kleine stam van kooplieden en ambachtslieden heeft met succes weerstand geboden aan de vloedgolf van de Grieken. Aan de militaire wals van de Romeinen zijn zij als aparte natie tenslotte ten onder gegaan, maar dat heeft de Romeinen verschrikkelijk veel moeite, geld en soldaten gekost.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
 
Het zijn de Feniciërs geweest, die oost en west van de Middellandse zee letterlijk voor de mensheid met elkaar verbonden hebben. Voordat een ander volk * zich in dit gebied een zeevarende natie van betekenis kon noemen, heeft het Fenicisch handelsgebied reeds vroeg een onvoorstelbare omvang bereikt. Daarbij beperkten zij zich niet alleen tot de Middellandse zee, maar zij drongen ook door tot de westkust van Afrika en Europa.
Lange tijd namen de Feniciërs van het westen genoegen met het oude recept van kleine stadsstaten met hun stations en faktorijen langs de kusten van hun zeegebied in een voortdurend vergaren van hun immense rijkdommen. Later werden zij welhaast gedwongen om in het voetspoor van Carthago een echt rijk te stichten om niet bij voorbaat kansloos te zijn in de confrontatie met de Grieken en de Romeinen.
Maar het begon allemaal net zoals in het oude Fenicië met hier en daar een enkele faktorij, een versterkte havenstad of eenvoudige tijdelijke verblijfplaatsen.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
 
Alhoewel ik het niet geheel eens ben met de chronologie, geeft toch deze publicatie een eerste goed overzicht:
1.13.Der Weg der Phöniker K.Galling          Wiesbaden 1972
     nach Tarsis in                          Zeitschrift des Deutschen
     Literarischer und                       Palästina Vereins, Band 88
     Archäologischer Sicht                   Heft 1
 
Bij het spoorzoeken naar de weg, die Feniciërs bevaren hebben, spelen tripodschalen en olieflesjes een voorname rol:
19.10 Berytus                               Archeological Studies, XIX
      ‑Phoenician oil    W.Culican          The American University of
       bottles and tripod Bowls             Beirut, Lebanon, 1970
 
Overigens zou ik liever willen spreken van Zeekanaänieten, zoals de titel van dit boekwerk aangeeft, maar de term Feniciërs, Phoenicians, Fenici, Phéniciens, Phönizier is zo ingeburgerd, ook in de wetenschappelijke wereld, dat ik daar dus niet omheen kan.
 
          Zie Boek 61.HARM'S GESCHICHTS_ UND KULTURATLAS
H.Zeissig. Verlag P.List. Atlantik Frankfurt. 1950. Afwisselend foto's en kaarten. Oude kaarten uit oudheid en ME. Kaarten 1 t/m 27. Enige afbeeldingen ertussen. Kaart op blz 3 over het begin.
 
xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
 
* met uitzondering van de Kretenzers, Myceners en Aegeërs, maar dat was op een veel beperkter schaal.

vrijdag 22 augustus 2014

52.Latere overheersers.


          3.7.    Onder Byzantium.

 

          In 395 n C wordt het Romeinse rijk verdeeld tussen Honorius en Arcadius.

          De laatste verwerft het oostelijke deel, waartoe  ook  Libanon  behoort.

          Sinds  431  verspreidt  zich  in  het  oosten  vooral   het   Nestoriale

          Christendom. Het West‑Romeinse rijk loopt op zijn eind. In 476 n C wordt

          daar de laatste keizer Romulus Augustulus afgezet door Odoaker.

          Het Oost‑Romeinse  rijk  blijft  voorlopig  nog  overeind.  Zelfs  onder

          Justinianus  probeert  Byzantium  het  westen  vanaf  526  n  C  nog  te

          heroveren. Delen van Italië en Noord‑Afrika komen inderdaad  weer  onder

          het Oost‑Romeinse rijk. Daarna wordt het Byzantijnse rijk sterk  in  het

          nauw gebracht door de Nieuw‑Perzen. Pas in 627 n C weet Heraclius I  een

          grote overwinning te behalen op Chosroe II, waarna de grens tussen beide

          rijken weer  bij  de  Midden‑Eufraat  komt  te  liggen.  Nauwelijks  een

          decennium later stort het Oost‑Romeinse rijk vrijwel in elkaar.

 

          3.8.    Onder de Arabieren.

 

          Vanaf 639 n C maakt Syrië deel uit van van het Arabische rijk. Onder  de

          kalief Omar wordt het gehele  Midden‑Oosten  en  Noord‑Afrika  veroverd.

          Alleen rond Antiochië weten de Byzantijnse keizers  nog  een  gebied  in

          handen te houden. De culturele eenheid van  het  Middellandse  zeegebied

          wordt door het binnendringen van de  Arabieren  opgeheven.  Dat  binnen‑

          dringen wordt de Arabieren wel erg gemakkelijk gemaakt,  want  de  beide

          grote staten Byzantium en Perzië zijn uitgeput door hun lange onderlinge

          strijd. De Arabieren worden door de  bewoners  van  de  Levant  nu  niet

          direct als bevrijders binnengehaald, maar  helemaal  vijandig  tegenover

          hen staat men nu ook weer niet. In het verleden hebben de Arabieren zich

          immer al bewogen in het grensgebied in de steppenzone. Ook de  Ityraërs,

          die zich o.a. bij  Baälbek  vestigden,  waren  van  Arabische  herkomst.

          Daarbij kwam, dat de als veroveraars gekomen Arabieren  na  639  uiterst

          tolerant (voor die tijd en in die omstandigheden) optraden. Bekering tot

          het Mohammedaanse  geloof  wordt  niet  of  nauwelijks  met  het  zwaard

          afgedwongen. Nog steeds vinden we in de 20e eeuw n  C  talloze  Christe‑

          lijke groeperingen in de Libanon. Ook de handelsgeest ging  niet  geheel

          en al verloren. Met Genua en Venetië worden later weer  handelscontacten

          aangeknoopt.

 

    XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX

          3.9.    Tijdens de kruistochten.

 

          In 1095 n C doet Paus Urbanus II een beroep op de Europese adel om  "het

          Heilige Land" te bevrijden.  Dit  leidt  tot  de  kruistochten,  waarbij

          Palestina, de Libanon en een deel van Syrië weer worden heroverd door de

          Christenen. Aan de bovenloop van  de  Eufraat  ontstaat  het  vorstendom

          Edessa.  Aan  de  Levantkust  komen  de   vorstendommen   Klein‑Armenië,

          Antiochië, Tripolis en Jeruzalem. Cyprus wordt ook weer  Christelijk  en

          komt  op  den  duur  onder  het  Latijnse  keizerrijk.  De  Genuese   en

          Venetiaanse invloed wordt steeds belangrijker in het oostelijk deel  van

          de Middellandse zee. De Maronieten in de Libanon zijn wel zeer verheugd.

          Sinds de 6e eeuw hebben zij zich in de bergen  moeten  terugtrekken  als

          bergboeren. Zij zijn echter steeds  Christelijk  gebleven  en  sinds  de

          Kruistochten, waarbij zij door Franse ridders worden ontzet, bestaat  er

          een belangrijke band  met  Frankrijk.  Damascus,  Hama,  Homs  en  Haleb

          blijven Mohammedaans en vanuit die steunpunten  winnen  na  verloop  van

          tijd de Arabieren weer veld. Vanaf het midden van de  13e  eeuw  is  het

          gedaan met de kruisvaardersstaten. Alleen Cyprus blijft nog.  Christelijk.

          Libanon wordt onderdeel van het Mamelukkenrijk.

 

          3.10.   Onder de Turken.

 

          Na 1517 n C wordt het rijk van Mamelukken door de Osmaanse legers  onder

          de voet gelopen. Libanon behoudt onder de Turkse sultans een grote  mate

          van zelfstandigheid. Het heeft zijn eigen emirs,  waarvan  Fahkr  el‑Din

          tussen 1586 en 1635 n C een van de beroemdste is geworden. Zijn  emiraat

          strekt zich uit van Aleppo tot aan Gaza toe. Daarna grijpen de Turken in

          en beperken de Libanese autonomie. Dat blijft zo een paar eeuwen tot  er

          weer iets bijzonders gebeurt. Het is Napoleon  Bonaparte  zelf,  die  in

          1799 n C aan de rand van de Libanon opduikt. Hij komt vanuit Egypte  tot

          aan Akko en moet dan omkeren.

          In die tijd regeert Bashir II als emir over het gebied  en  dient  trouw

          zijn Turkse heren. Dat wordt in 1831 n C anders,  wanneer  Mahammed  Ali

          vanuit Egypte Palestina binnenvalt. Dan kiest Bashir  de  zijde  van  de

          Egyptenaar, zoals de Feniciërs dat in heel vroeger tijden keer op keer

          ten gunste van de farao's gedaan hebben.  Het  mocht  ook  ditmaal  niet

          baten, want de Turken herstellen hun positie en dan breekt  een  donkere

          periode voor Libanon aan. Hadden de Christelijke en Moslemlibanezen  tot

          dan toe in tamelijk redelijke tolerantie t.o.v. elkaar kunnen leven,  na

          de instelling van een  direct  Turks  bestuur  gaat  dat  anders  worden.

 

          In deze periode spelen de Turken de diverse  groeperingen  tegen  elkaar

          uit.  Vooral  de  Druzen  richten  een  grote  slachting  aan  onder  de

          Maronieten, die maar al te graag de Fransen in 1864 n C  militair  zagen

          ingrijpen. Vanaf die tijd is althans  het  Libaneze  bergland  weer  een

          autonome provincie binnen het Turkse rijk.

          In 1914 ging Turkije deelnemen aan de eerste wereldoorlog. De  autonomie

          werd  weer  afgeschaft  en  de  situatie  in  de  Libanon  verslechterde

          zienderogen. Terechtstellingen, verbanningen, hongersnood  en  besmette‑

          lijke ziekten deden een kwart (!!!) van de bevolking bezwijken.

          In 1918 kwamen de Geallieerden in het land, dat drie jaar  lang  zo  had

          moeten lijden. In 1920 kreeg  Frankrijk  het  mandaat  over  Libanon  en

          Syrië. Nog in hetzelfde jaar werd de Libaneze  staat  opgericht  met  de

          provincies Tripoli, Saïda, Sour en Beiroet.

          Hiermee zou een nieuw hoofdstuk kunnen beginnen. Men was immers onder de

          vreemde heerschappij uit. Niets zal  minder  waar  blijken.  De  Syriërs

          accepteerden de nieuwe staat niet. En de Fransen bleven nog steeds in de

          Libanon en in Syrië.

 

          XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX

          3.11.   De schijnbare zelfstandigheid.

 

          In 1945 n C vertrekken  de  laatste  Franse  troepen  en  lijkt  Libanon

          eindelijk een onafhankelijke staat te zijn geworden. In 1948 en 1949 n C

          is het land echter in oorlog met Israël en daarna komen er grote  econo‑

          mische moeilijkheden met Syrië.

          Bovendien stond de nieuwe staat voortdurend op  gespannen  voet  met  de

          eveneens nieuwe staat Israël. In 1957 n C wil Libanon mee gaan doen  met

          een economisch en militair  hulpprogramma  van  de  Amerikanen.  Sommige

          politieke partijen waren echter meer voor  Arabische  solidariteit,  die

          daarmee  kennelijk  niet  te  verenigen  was.  De  Verenigde   Arabische

          Republiek (Egypte  + Syrië) werd gesticht en dat was  voor  de  Arabisch

          gezinden in de Libanon het teken om ongeregeldheden te beginnnen. Op een

          gegeven moment zijn Tripoli, Beiroet en Saïda in handen van de  Moslems,

          die zich verzetten tegen president Chamoun. In juli 1958 n C grijpen  de

          Verenigde Staten in en laten 10.000 man aan troepen landen. Eind 1958  n

          C komt het tot een vergelijk tussen Christenen en Moslems.

          Het centrale gezag gaat echter steeds minder betekenen. Ook de  Christe‑

          lijke bevolkingsgroepen  nemen  in  betekenis  af  door  een  toenemende

          emigratie. Banken gaat failliet en economisch staat het eens  zo  welva‑

          rende land voor een bankroet. Daarbij komt de zorg voor  de  opvang  van

          tienduizende Palestijnen, die uit Israël via Jordanië en Syrië het land binnenkomen.

          In 1973 n C vonden hevige gevechten plaats tussen het Libanese leger  en

          de Palestijnen in en rond de vluchtelingenkampen. Syrië steunt de  Pale‑

          stijnen en sluit de grens om de Libanese economie te verstikken. In 1975

          en 1976 n C is het opnieuw raak. Het Libanese leger valt uit  elkaar  en

          sinds die tijd is er sprake van vele partijen, die elkaar  bij  tijd  en

          wijle bevechten:

 

          Socialistische Volkspartij (vnl.Druzen)

          Syrisch Nationaal Socialistische Partij

          Mourabitoun (Moslemsoennieten+Palestijnen)

          Kataëb (Maronieten)

          Nationale Liberale Partij (Maronieten)

 

          Langzamerhand overschrijden de Syriërs de grenzen van Libanon en  gaan

          zich steeds meer met de gang van zaken bemoeien. Op een  gegeven  moment

          vormen ze zelfs een Arabische vredesmacht, die de strijdende partijen in

          opdracht van de Arabische Liga uit elkaar moet houden.

         XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX

 

          Op het ogenblik (=1989 n C) is het land voor  ongeveer  de  helft  bezet

          door de Syriërs met uitzondering van enkele Christelijke  enclaves,  een

          Israëlische veiligheidszone in het zuiden en diverse andere groeperingen

          in het midden. De scheidingslijn tussen Moslem en Christen  loopt  dwars

          door Beiroet. Beschietingen en aanslagen  zijn  vrijwel  dagelijks  aan‑

          wezig. Het volk der Maronieten wordt in zijn bestaan bedreigd.

          Een nationale verzoening wordt wel gepoogd te bereiken, maar  gelukt  is

          dat nog zeker niet.

 

          Fenicië is nooit een eenheid geweest. Even, tijdens de  stichting  van

          Tripolis door Arvad, Sidon en Tyrus omstreeks 350  ging  het  daar  naar

          uitzien. Ook in de 20e eeuw  is  Libanon  geen  echte  soevereine  staat

          geworden, ondanks plechtige verklaringen uit 1920, 1941 en 1945 n C.

          Het land bestaat uit  vele  afzonderlijke  groepen,  kampen,  steden  en

          staatjes, net zoals het altijd geweest is. Syrië vult de  leegte  op  en

          heeft nu Libanon goeddeels als protectoraat.

          De geschiedenis herhaalt zich nooit  precies,  maar  de  gelijkenis  met

          vroegere omstandigheden is wel heel erg frappant.

 

          Van het oude Fenicië is  alleen  het  middengedeelte  opgegaan  in  de

          Libanon. Noord‑Fenicië met Aradus behoort nu tot Syrië. Het zuidelijke

          Fenicië met Accre (Akko), Dor en Joppe is Israëlisch geworden.

 
3000 jaren later.
Zo verdeeld als Fenicië in de Levant in de Oudheid was, zo verdeeld is het hedendaagse Libanon. We vinden er Druzen, Maronieten, gewone Arabieren, gewone Christenen, Moslems en tot voor kort (nog in de 19e eeuw na Chr) diverse Joodse gemeenschappen. Na het ineenstorten van het Turkse rijk, hebben diverse Europese mogendheden zich met de Libanon bemoeid. De situatie van 9 juni 1861 na Chr. is tekenend voor de blijvende verdeeldheid. Op die datum kwam er een Regelement voor het bestuur van de Libanon tot stand. Er kwam een christelijke gouverneur met grote bevoegdheden, maar de havensteden Beirut, Sidon en Tripoli bleven nog onder rechtstreeks Turks gezag.
2.8.De europese mogend‑    K.de Vey Mestdagh  Intermediair,
    heden in de Libanon omstreeks 1860 na Chr.
 
 
Huidig Libanon.
Een verdeeld land tussen Syriërs, Moslems, een tijdlang Palestijnen en Christenen en zelfs enige tijd gedeeltelijk onder Israël.
Map 43.5.Libanon (landbeschrijvingen)                 o.a.Munzinger archiv
                                                  Politiek‑geografische achtergrond
  
Het Libanese Front.
Dit wordt voor een belangrijk deel gevormd door de Maronieten = christenen. stad Zahle wordt wel het Maronietengebergte genoemd.
Map 43.6.De Maronieten in Libanon T.Sicking         
 
Berichten uit de Libanon.
In 1995 bericht E.D.Wardini aan Chicago het volgende:
- Zweden hebben een Romeinse tempel opgegraven in het N van Tripoli. In Beiroet schijnt een Fenicische muur en diverse sarcofagen veilig gesteld te zijn. De firma SOLIDERE schijnt boven het Fenicische Beiroet nieuwe gebouwen neer te zetten!!!!
Map 84.21.  Ancient Beirut vs Beirut development      E.Wardini
 
                Zie Boek 197.NATIONAL GEOGRAPHIC nr.163.2
o.a.: ‑ Up from the Rubble. William S.Ellis, Steve McCurry. blz 262‑286. Februari 1983. Beiroet moet weer uit de puinhopen opgebouwd worden. Foto's & plattegrond met de groene lijn. Mooie uitspraak van ene Fuad, die zegt, dat Maronieten, Soennieten en Sjiieten weer meer Feniciërs moeten worden.
 
Naschrift in 2005: Sinds de 80-er jaren is er weer veel veranderd in de Libanon. Na de burgeroorlog wordt het land weer opgebouwd en schijnen moslims en christenen een redelijke mate van verdraagzaamheid te hebben opgebouwd.
In 2006 heeft het land alweer een andere oorlog achter de rug tussen Israël en de Hezbollah. En zo blijft het dus maar doorgaan.