maandag 21 juli 2014

18.Onder Egyptische heerschappij.

 
 
 
          1.8.    Onder Egyptische heerschappij.
 
          Omstreeks 1570 komt Egypte in opstand tegen de Hyksos. De Egyptenaren
          verdrijven hen en vestigen het z.g. Nieuwe Rijk. Iets meer dan een eeuw
          later lijft Thoetmosis III Syrië tot de Eufraat in en dus ook Fenicië.
          De door de eeuwen heen sterke relaties van Fenicië met Egypte maken,
          dat de handelssteden aan de kust een tamelijk autonome positie behouden,
          maar zeker in naam is Fenicië onderdeel van Egypte geworden.
 
          1.8.1.  De sterke binding met Egypte.
                                     
          Oegarit, Byblos, Arvad e.d. zijn zich aan het ontwikkelen tot voor die
          tijd aanzienlijke stedelijke centra. Zij laten hun schepen de oostelijke
          Middellandse zee bevaren en functioneren als verbindingsfactor tussen de
          grote staten in het Nabije Oosten. Met Egypte bestaan de sterkste
          handelsrelaties. Daar blijft het niet bij. Ook in cultureel opzicht
          nemen de proto‑Fenicische steden veel van Egypte over. Het schrift
          bleef verschillend. De hiëroglyphentekens werden niet overgenomen.
          De proto‑Feniciërs gebruiken een 25 klanksyllabisch tekenschrift, dat
          zij tenslotte omvormden tot een medeklinkerschrift. De Feniciërs
          zouden later dit schrift over de aarde verspreiden.
          Onder de beschermende mantel van de Egyptische overheersing ontwikkelt
          zich tussen 1500 en 1300 een vrij gelijkvormige hoogontwikkelde cultuur,
          die de Kanaänietische cultuur genoemd wordt genoemd. De Levant is in
          deze tijd een culturele, economische en politieke eenheid. Na 1300
          verbrokkelt deze eenheid voor een tijd in meer en meer afzonderlijke
          cultuurkringen.
 
          1.8.2.  Egyptische heersers over Fenicië. 1)
 
          Het is allereerst Thoetmosis I geweest, die Palestina, Fenicië en een
          deel van Syrië tot aan de Eufraat onderwierp. Thoetmosis II consolideerde
          deze situatie, terwijl onder koningin Hatsjepoet Egypte en de onderhorige
          landen een korte vredesperiode kennen. Simyra, Arvad, Beryt, Sarepta,
          Byblus, Tyrus en Sidon moeten allen tribuut betalen onder de farao
          Thoetmosis III.
 
 
 
          XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX
 
          1).We spreken hier al over Fenicië, maar beter is het te spreken over
            Kanaän met aan de kust proto‑Fenicische steden.
                                                            1500
          OVERHEERSENDE MACHTEN IN DE SYRO‑KANAÄNIETISCHE WERELD.
 
          20e eeuw    Egyptische dominantie
          19e eeuw    Egyptische dominantie
          18e eeuw    Mesopotaams/Amorietische dominantie
          17e eeuw    Amorietische dominantie (+Hyksos).
          16e eeuw    geen specifieke dominantie
          15e eeuw    Egyptische dominantie
 
          HYKSOS: In delen van de 17e/16e eeuw v.C heersen de Hyksos
          over Egypte. Zij zijn van Kanaänietische en/of Amorietische
          oorsprong. De Egyptenaren noemen hen 'prinsen van vreemde
          landen'. Voorwerpen van de Hyksos worden later aangetroffen
          bij de Feniciërs in Tunesië en Spanje!
 
          MITANNI: Na de periode van Hyksos heroveren de Egyptenaren
          hun invloed weer over een groot deel van de Levant tot aan
          Arvad toe, dat zij 'Djahi' noemen. In deze opmars stuiten
          zij op de Mitanni, die hun rijk in Naharina (=rivierenland
          van de Haboer en de Baliech). Een vazal van de Mitanni regeert
          in Alalakh in het begin van de 15e eeuw v.C:Idrimi. Deze
          noemt voor het eerst Kanaän als zodanig:'ki-in-a-nim'.
          Amenophis II (1450-1425 v.C) noemt de Kanaänieten:'kn(nw'.
 

                              Te Memphis in Egypte hebben de proto‑Feniciërs
                              de scheepsbouwkolonie: Prw ‑ nfr, alwaar twee typen
                              schepen gemaakt worden. Dat zijn het kf en het
                              s(h)kt type. In Prw ‑ nfr worden Baäl en As(h)tarte
                              vereerd. Zie verder THE HISTORY OF TYRE door H J
                              Katzenstein.



          Farao Thoetmosis III maakt Egypte opnieuw tot een wereldmacht. Hij sloeg
          opstanden neer in Voor‑Azië. In een veldslag bij Megiddo wordt een
          vijandelijke Aziatische stedenbond verslagen (1480);zie tevens onder
          par.1.8.3. Daarna volgt een langere periode van rust onder de volgende
          farao's:
 
          Tabel 1.Egyptische farao's over Fenicië in deze tijd.
                  Amenophis II
                  Thoetmosis IV
                  Toetanchamon
                  Eje
                  Horemheb
                  Ramses I
                  Sethos I
                  Ramses II
 
          Inmiddels hebben de Hethieten grote delen van het latere Turkije in
          handen gekregen. Omstreeks 1600 plunderde Mursili I van de Hethieten
          reeds op een strooptocht door Mesopotamië het rijke Babylon. Twee eeuwen
          later vestigen zich de Hethieten onder Suppiluliuma I (ca.1386‑1348)
          definitief hun imperium over Klein‑Azië.
          Het zullen de farao's Sethos I en Ramses II zijn, die deze Hethietische
          opmars weten te stuiten. De farao's Merneptah en Sethos II moeten
          tenslotte onder de druk van de Zeevolken hun Syrische gebied weer
          prijsgeven. Dat gebeurde tegen het eind van de twaalfde eeuw.
 
          1.8.3.  Slag bij Megiddo.
 
          Proto‑Fenicië heeft ettelijke malen met de Mittanni en Syrische
          stammen tegen de Egyptische overheersing gestreden. Zo'n 16 maal moest
          Thoetmosis III op veldtocht gaan, voordat alle tegenstand overwonnen
          was. Zijn bekendste overwinning is die van Megiddo, waar hij volgens de
          overlevering persoonlijk zijn leger bij verrassing door een nauwe kloof
          naar het slagveld leidde. Na 1480 komt proto‑Fenicië voor een paar
          eeuwen bij het Egyptische rijk.
 
 
 
          XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX
 
          Zie:Cantecleer Geschiedenis van de oudste culturen, K Gutbrod (blz 174).
              De eerste imperiumbouwers, J Hicks (blz 10).
 
Zie: Boek 119.MACHTIGEN DER AARDE. Redactie Georg Popp, Zuid-Nederlandse Uitgeverij NV, Antwerpen, 1959. i.e.v.v.A.E.C.Vuerhard-Berkhout.
Heersers, staatslieden, burgers en avonturiers van alle tijden en alle landen. Van belang vanwege de sfeertekening  in hoofdstuk I.'Uit de oude wereldrijken.'
 
          DE EGYPTISCHE PROVINCIE KANAÄN.
          Amosis I begint met de opbouw van die provincie door tijdens zijn
          regering van 1570‑1545 de Scharuchen in de Negev uit te schakelen. Zijn
          opvolger Amenophis I dringt al veel verder door tot aan het rijk
          Naharin. Thoetmosis II begint zijn veldtochten met een aanval op de
          Schasu (of Schosim) in Zuid‑Kanaän. Uiteindelijk dringt Thoetmosis III
          tijdens zijn regering van 1490‑1436 door tot het fel weerstand biedende
          rijk van Kadesj. Pas onder Thoetmosis III krijgt de provincie Kanaän
          gestalte. De hoofdstad ervan wordt Gaza, waar de stadhouder zetelt. De
          provincie reikt tot en met de proto‑Fenicische steden.
 
 
          Zie:    VILLES, ROIS ET GOUVERNEURS AU LEVANT D'APRèS
                  LES INSCRIPTIONS MONUMENTALES OUEST-SéMITIQUES
                  A.LEMAIRE, SEMITICA 43-44, 1995
 
                  UNE LETTRE DE KAMID-EL-LOZ, D.ARNAUD, SEMICTICA XL.
 
                  WHO IS CANAANITE ? A REVIEW OF THE TEXTUAL EVIDENCE
                  A.F.RAINEY, BASOR 304.
 
          Zie Boek 101.ATLAS VAN HET OUDE EGYPTE
          J.Baines + J.Malek. i.e.v.v.S.de Vries. Elsevier International Projects Amsterdam/Brussel 1981.
Behandeling van de Oud‑Egyptische cultuur aan de hand van archeologische vondsten van zuid naar noord. Veel kaarten, afbeeldingen en foto's. Chronologisch overzicht.
 
          Zie Boek 113.EGYPTE                                                                            
          Kurt Lange, Uitg.Zeist/Standaardboekhandel Antwerpen 1965, Wonderen en geheimen van een grote oude cultuur. i.e.v.v.J.Kooy. Met name van belang door Hoofdstuk XIV: 'Brieven die duizenden jaren hebben getrotseerd' en de 'Tijdtafel'.
Severus Septimus blz 38 zou kolos Mennon weer overeind hebben laten zetten
Phoenix blz 50 beschrijving Herodotos
blz 47 de ziel van de onheil brengende godheid Typhos verdeeld door de natuur
blz 49 relatie afrodite - duif - Eryx
blz 25 Thot met de kop van een Ibis noteert
blz 56 Thot, de god van de wetenschap
blz 57 Ibisgodheid - Thotbaviaan
blz 60 Hermopolis heilige ibissen bijzetting van 4 miljoen urnen
 
 
                Zie Boek 196.NATIONAL GEOGRAPHIC nr.162.6
o.a.: ‑ Lost Outpost of the Egyptian Empire. Trude Dothan, Lloyd K.Townsend. blz 738‑769. December 1982. Deir el‑Balah in de Gaza‑strook. 1e Bezoek in juli 1968 Moshe+Dov Meron. Foto's, kaart, tekeningen. Egyptische sarcofaag, juwelen, mallen, weefgetouw. Filistijnse achtergrond.
 
          DE ROL VAN DE (PROTO)FENICISCHE STEDEN IN DE EGYPTISCHE PROVINCIE.
                              Tyrus, Byblus en Arvad zijn belangrijk voor
                              de proviandering van de Egyptische troepen. Byblus
                              en Sumur zijn voorname bestuurscentra. Er wordt
                              tribuut betaald aan de farao in de vorm van graan,
                              olie, hout, koper, edelstenen, luxe goederen,
                              kunsthandwerk, oorlogsmateriaal, paarden, beren en
                              olifanten.
 
          Zie speciaal voor Oegarit o.a:
          -STRATIFICATION SOCIALE à UGARIT, P.VARGYAS, OLA 23, 1988
          -THE SOCIO-ECONOMIC CONDITION OF THE CLERGY IN THE KINGDOM OF UGARIT,
          E.LIPINSKI, OLA 23, 1988
          -A UNIQUE CLOSING FORMULA IN THE CONTRACTS FROM UGARIT,
          A.SKAIST, OLA 23, 1988
          -WHEN WAS THE 'GENERAL'S LETTER' FROM UGARIT WRITTEN, S.IZRE'EL, OLA 23, 1988
          -OEGARIT, EEN NIEUWE PHOENICISCHE STAD, J.P.LETTINGA, SERVIRE, 1948
          -RAS SJAMRA, UGARIT EN HET OUDE TESTAMENT, E.JACOB, NIJKERK, 1962

          1.8.4.  De El‑Amarna brieven.
 
          Amarna was in deze tijd het bestuurscentrum van de Egyptenaren. Aldaar
          zijn vele brieven op kleitabletten gevonden, die, in veelal het
          Babylonisch gesteld, de diplomatieke correspondentie weergeven tussen de
          Egyptische farao's en hun Syro‑Palestijnse vazallen, vooral die van
          Byblos. Het betreft honderden brieven uit de 14e eeuw, die laten zien,
          dat Palestina en Syrië onderverdeeld waren in een netwerk van
          stadsstaten van zeer verschillende omvang, die elk voor zich een eigen
          heerser hadden. Deze heersers beloofden trouw aan de farao en werden
          door deze officieel als vazal geïnstalleerd. De trouw bestond dan uit
          het leveren van troepen, het leggen van garnizoenen langs wegen en het
          innen van belastingen. Dit systeem zal zo ongeveer voor Fenicië
          gegolden hebben. Vooral tijdens de 19e dynastie van het Egyptische rijk
          onder Sethos I, wordt de Egyptische militaire contrôle op Fenicië
          versterkt door daadwerkelijke innames van Accra en (Palaio)Tyrus.
 
          1.8.5.  Van Thoetmosis III tot Echnaton.
 
          Hoe uitgebreid Egypte's invloed was aan de Levant blijkt ook wel uit de
          opsomming van Thoetmosis op de pylonen van de Amon tempel te Karnak.
          Daar staan maar liefst 119 districten op tot Syrië alleen al. Na de 8e
          veldtocht bereikt Thoetmosis in 1457 het rijk van de Mittanni, maar kan
          dat niet blijvend onder zijn macht brengen. Niettemin zijn er zo'n 270
          Syrische steden (en dorpen) in het noorden onderworpen op die veldtocht.
          Onder Amenophis IV (1377‑1358) pas verliest Egypte weer zijn greep op de
          Levantkust. Deze farao, die zich later Echnaton gaat en laat noemen,
          heeft meer interresse in religieuze zaken dan in buitenlandse
          betrekkingen.
 
          1.8.6.  Rib‑Addi van Byblos.
 
          Een van de trouwste vazallen van de Egyptische farao was Rib‑Addi van
          Byblos (ca.1375). Hij schreef minstens 64 brieven naar de farao, waarbij
          hij zich beklaagde over te weinig steun tegen de invallen van vooral de
          Amorieten, Hethieten en andere volken. Byblos wordt in die tijd belaagd
          door stammen uit die volkeren o.l.v. Abdi‑Ashirta. De zoon van die vorst
          lost tenslotte Rib‑Addi als koning van Byblos af, die bovendien nog te
          maken had gehad met verraad in zijn eigen stad. Dat alles staat te lezen
          in de el‑Amarna brieven. Duidelijk blijkt de wanhopig afhankelijke
          positie, waarin de proto‑Feniciërs zich dan nog bevinden.
 
          XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX
 
 
Zie: Map 10.6.Byblos through the Ages, Nina Jidejian.
 
          AMENOPHIS II 1439‑1406
          Op de terugreis van zijn tweede veldtocht doet de farao Oegarit aan. Hij
          onderdrukt opstanden van Kadesj en van de Kanaänieten in de Sharon‑
          vlakte.
          THUTMOSIS IV 1406‑1398
          Van hem is o.a. zeker, dat hij het land RETENU bezocht om er cederhout
          te (laten) halen. Bovendien treedt hij op tegen het land HARU en opnieuw
          tegen de SHASU‑bedoeïnen in de Negev‑woestijn.
          AMENOPHIS III & IV
          Er valt onder hun regeringen een afnemende druk te constateren. De SUTU
          nomaden en de CHABIRU‑krijgers nemen hun kans waar. De Egyptenaren
          hebben echter nog steeds de contröle over Tyrus en Byblos. De Egyptische
          provincie wordt bestuurd door een commisaris=rabisu(eg)=sokinu (kan),
          die waakt over de heersers van de afzonderlijke schatplichtige
          stadsstaten. De bezettingsmachten in de steden zijn erg klein. Meestal
          maar zo'n 50‑100 man. In geval van nood stuurt de farao een
          expeditiekorps, dat voornamelijk uit boogschutters bestond.
 
             ARAMEEëN:
             In de 14e eeuw v.C worden de eerste invallen van de Arameeën
             zichtbaar en drukken een stempel op de staatjes van Yaudi, Hamath
             en Damas. Zij bereiken in grote getale echter nooit de kust.
 
             AECHEëRS:
             Vanuit het westen bereiken steeds meer zeevaarders de Levantkust.
             De Myceners hebben in Oegarit een eigen factorij. Zij vervoeren
             producten vanuit po-ni-ki-ja (Fenicië!) en vanuit koe-pi-ri-ja
             (Cyprus!).
 
             HETHIETEN:
             Naast de invloed van de Arameeën en Aecheërs speelt de steeds
             groter wordenden staat van de Hethieten een grote rol. Zij ver-
             slaan de Mitanni en dringen in het noorden van de Levant steeds
             verder naar het zuiden op.
 
Map 41.1.Studiën over de El Amarna brieven en het Oude Testament in zonderheid uit historisch oogpunt, J.de Koning 1940 VU Amsterdam.
Map 23.3.The Tell El-Amarna Tablets.
 
 
          De el‑Amarna brieven reveleren ook de naam, die de bevolking aan de voet
          van het Libanongebergte zich zelf toedacht:n.l.KINAHU of KINANU. Zelfs
          in 500 na Chr.noemen volgens bisschop St Augustinus de boeren op het
          Noordafrikaanse platteland zich nog steeds CHANANI.
             (Pl.XXXV.col.2096).
          Een paar honderd jaar later is de situatie geheel anders geworden. De
          dan regerende Zakar‑Baäl van Byblos neemt in 1075 rustig de tijd om te
          kijken, of hij aan Egypte tegen een flinke betaling wel 10 rollen
          linnen, 500 rollen papyrus. 10 fijne koninklijke linnen kledingstukken,
          500 koeienhuiden, 500 touwen, 20 zakken linzen en 5 manden vis wil
          leveren. Zakar‑Baäl is een compleet onafhankelijke vorst van de Fe‑
          nicische stad Byblos in tegenstelling tot de wanhopige vazal Rib‑Addi 1)
          van enige eeuwen terug. Wat een verandering! Hoe dat in zijn werk is
          gegaan, moge uit de volgende hoofdstukken blijken.
 
          1.8.7.  Oegarit:archeologische vindplaats van de eerste orde.
 
          Ook Oegarit ligt in deze tijd meestal in de invloedssfeer van de
          farao's. Het is het huidige dorpje Ras Shamra, dat iets ten noorden van
          Latakia ligt. Er zijn daar vele kleitabletten gevonden, die voor een
          deel gesteld waren in het Oegaritische schrift, dat veel weg had van het
          latere Hebreeuwse en Fenicische schrift. Verder zijn er twee tempels
          opgegraven, die gewijd waren aan de goden Baäl en Dagon. Rond 1400 moet
          er tevens een groot paleis hebben gestaan, dat ca 10.000 m2 groot was.
          De welvaart van de stad was gebaseerd op de handel, die bedreven werd
          door een kosmopolitisch samengestelde bevolking: Cyprioten, Hethieten,
          Egyptenaren, Tyriërs, Sidoniërs, Kretenzers, Amorieten, Kanaänieten en
          Choerrieten. Dat laatste volk kwam uit de omgeving van het Van meer en
          stichtte tussen 1600 en 1500 het rijk Harran. De Choerrieten hebben een
          Kaukasische inslag op taalgebied. Hun voornaamste steden waren Mari en
          Alalakh, die geregeerd werden door Mitannische aristocraten. Hun
          militaire successen dankten zij vooral aan het gebruik van lichte
          strijdwagens én het gebruik van sterkere bogen. Na Egypte's aanvallen op
          Syrië verdwijnt het rijk van de Choerrieten, maar vooral in Oegarit
          blijft een rest van de Choerrietische stam achter.
          Oegarit was dus een kosmopolitische stad, doordat het op een kruispunt
          lag van belangrijke karavaanroutes en zeeroutes, waardoor het een
          stapelplaats werd van vele producten, maar ook een verzamelplaats van
          handelaren/kooplui uit velerlei landen.
 
Zie Boek 22.OEGARIT Een nieuwe Phoenicische stad. J.P.Lettinga. 1948. Servire. Den Haag. Cultuurhistorische monografieën, no.11. Een wat gedateerd boekwerk, waarin alleen de vondsten uit 1929‑1939 aan bod komen. Let op de subtitel!
 
Zie Map 51.6.1.A propos de la topographie économique de l’Ougarit: jardins du midi et pâturages du Nord, P.Bordreuil, SYRIA LXVI 1989, blz 263.
 
          XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX
 
          1):Niet alleen Rib‑Addi heeft het moeilijk in de eerste helft van de 14e
          eeuw. Ook Abimilki van Tyrus verkeert in dezelfde afhankelijke positie
          van Egypte en schrijft de farao een smeekbede om hulp tegen Zimrida van
          Sidon.
          Opgravingen te Oegarit werden in deze eeuw vooral verricht door C F A
          Schaeffer en door L Wooley. In 1929 na Chr werd met de opgravingen
          begonnen en in 1951 werd een hernieuwde start gemaakt.
In de laatste dagen van Oegarit (2e helft 13e eeuw v.C) komen we een Shipitbaal tegen in Oegarit. Dat is een typisch Fenicische naam. Hij is een vooraanstaand burger. Zie Map 51.5.2.SYRIA LXVII 1990: Yabninou et le palais sud d’Ougarit, J.Cl.Courtois.
 
          ZIE     ANCIENT CIVILIZATION AND TRADE
                  J A SABLOFF
                  C C LAMBERG ‑ KARLOVSKY
 
                  STATE AND TEMPLE ECONOMY IN THE ANCIENT NEAR EAST II
                  E LIPINSKI
                  LEUVEN 1979
 
                  VOOR DE BIJBEL
                  C H GORDON
                  NEW YORK 1962
 
                  COPPER AND TIN
                  J D MUHLY
 
                  LES RELATIONS ENTRE L'EGYPTE ET LA PHENICIE DES ORIGINES à OUN AMON
                  MAURICE CHEBAB
                  WARD
 
                  THE GREEKS AND THEIR EASTERN NEIGHBOURS (boek 150)
                  T H DUNBABIN
                  GREENWOOD PRESS PUBLISHERS
                  WESTPORT CONNECTICUT
 
 
          Reeds in de tijd tussen 1500 en 1300 worden door waarschijnlijk de
          bevolking in het binnenland van de Libanon indrukwekkende beelden
          gemaakt. Deze worden in 1752 na Chr door Caylus voor het eerst openbaar
          gemaakt. In totaal zijn 24 beelden rechtstreeks en 7 via omwegen
          (Egypte, Rome en Cilicië) uit de Libanon afkomstig. In Jezzine zijn 5
          nieuwe vondsten gedaan.
          Zie:tijdschrift SYRIA XXX 1953:Statuettes trouvées dans les montagnes du
          Liban/H Seyrig (Map 1).
 
          Zie Boek 122.PHOENIX 36,2                                   
Ex Oriente Lux, Leiden, 1990.De stad in het Oude Nabije Oosten met o.a.: De stad Ugarit, W.H.van Soldt. De laatste gegevens staan overzichtelijk bij elkaar. Verder enige geografische gevens van andere steden ter vergelijking in de andere artikelen. haven van Ugarit = Ma'hadu, stad 6-8000 mensen, land: 20-25.000 mensen, oorspronkelijke bevolking en Hurrieten vermengen met elkaar ankers in de tempel van Baal, mensen van de koning = bnsj mlk en vrije burgers (zonen van Ugarit) en gilden.
 
 
Zie Map 12.22+29: Rapport préliminaire sur la première campagne de fouilles (1975) à Ibn Hani
                Rapport préliminaire sur la troisième campagne de fouilles (1975) à Ibn Hani
                SYRIA LVI 1979
Zie Map 51.3.2.Fouilles de Ras Shamra – Ougarit 1984-87. M.Yon e.a. SYRIA LXIV 1987.
 

          Oegarit kende een relatief grote materiële voorspoed. Dat nam niet weg, dat
          de bevolking van Oegarit ook zeer godsdienstig was. Vele goden werden er
          vereerd in menselijke gedaanten. De oppergod was El, die de mensen en de
          andere goden schiep. Zijn vrouw was Asjera, de godin van de zee.
          Daarnaast waren er dan nog bijvoorbeeld de goden Baäl, Yam, Dagon, Anath
          en Mot.
          ......................................................................
          Van grote betekenis zijn de vondsten over de vroegere Kanaänietische
          mythologie, met name over de legendarische vorsten als Dan'el, Aqhat en
          Kirta. Het zijn de oudste authentieke vondsten over deze mythologie en
          daarom van grote betekenis voor de godsdienst‑ en literatuurwetenschap,
          speciaal t.a.v. de studie over het oude testament. Veel van de religieu‑
          ze voorstellingen in de oude Kanaänietische mythologie komen later bij
          de Feniciërs terug.
          ......................................................................
          De organisatiestructuur van Oegarit was typerend voor alle andere
          staatjes aan de Levant. Die zag er ongeveer als volgt uit:
 
                              KONINKLIJKE BEVELHEBBER
                              |          |          |
                  ____________|          |          |____________
                  |                      |                       |
          PRIESTERSTAND       KORPS STRIJDWAGENSAMBTENAREN
                  |       (aristocraten‑feodale vazallen)        |
          HET GEWONE VOLK      (veelal buitenlanders)       HET GEWONE VOLK
                                         |
                                    HUURSOLDATEN
 
          De koning van Oegarit bezat zo'n 2000 strijdwagens, maar hij bezat ook
          een vloot, die op een gegeven moment ongeveer 150 schepen telde.

          Die werden niet in een kunstmatige haven geankerd, maar op een rede een

          paar kilometer van de stad. Oegarit had namelijk geen haven, maar een
          tamelijk beschutte baai: Minet ‑el‑Beida. Het eiland Cyprus werd vooral
          gebruikt als tussenhaven en overslagplaats met de handel op de landen
          langs de Egeïsche zee.
 
          Waarschijnlijk werd door een zware aardbeving in eerste instantie een
          einde gemaakt aan de voor die tijd invloedrijke stad. Nog één keer komt
          Oegarit tot grote bloei, maar nooit meer tot die omvang van de 13e en
          14e eeuw.
 
          XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX
 
Een van de laatste koningen van Oegarit vinden we op een zegel. Zie Map 37.8 Le sceau nomimal de *Ammiiydtamrou, roi d’Ougarit, P.Bordreuil/D.Pardee, SYRIA LXI 1984.
1.8.8.        De scheepvaart rond 1400. 1)
 
          Eeuwenlang heeft de scheepvaart op de Middellandse zee een gestage
          positieve ontwikkeling doorgemaakt., waarbij alle woelingen op het
          vasteland van Azië hierop nauwelijks een negatieve invloed heeft kunnen
          uitoefenen. Cederhout, zilver, koper en wijn worden uit de Levant naar
          Egypte verscheept. Uit Cyprus komt het koper, maar ook uit de landen
          Kizzoewatna en Arzawa in zuidelijk Klein‑Azië. Kreta is nog steeds een
          belangrijke handelsmacht met de eigen producten vis, aardewerk en
          olieën, maar ook met de transitoproducten marmer, wol, tin en
          verfstoffen, die verscheept worden op brede koopvaarders.  Reeds
          omstreeks 1900 maakte reeds een zware aardbeving een einde aan de
          schitterende paleizen van de Kretenzers te Cnossus. Dit luidde het
          verval in van de Kretenzische 'hegemonie' over het oostelijke deel van de
          Middellandse zee. Het duurde echter nog tot ongeveer 1400 vooraleer de
          macht van Kreta zover was afgebrokkeld, dat de proto‑Feniciërs zich
          voorbij het eiland konden begeven. De blokkade was doorbroken. Spoedig
          daarna zien we dan ook de proto‑Feniciërs verschijnen in Cyrenaïca,
          Sicilië, Hellas en Italië. De Achaërs hebben inmiddels delen van Kreta
          bezet. Men vermoedt, dat veel Kretenzers gevlucht zijn naar hun filialen
          in Egypte en aan de Levant. Omstreeks 1425 komen de Kretenzers nog een
          keer vergeefs in opstand tegen de nieuwe heersers. Daarbij worden de
          grote paleizen opnieuw verwoest door grote branden. Na de Achaërs en de
          Myceners komen de Doriërs, die op hun beurt Kreta, Rhodos en het
          zuidwestelijke deel van Klein‑Azië overspoelen. Dat alles zal mede de
          weg vrijmaken voor een bloeiperiode van de Fenicische zeilvaart.
 
          1.8.9.  Een super‑natuurramp???
 
          Niet onvermeld mag blijven de theorie van I Velikovsky, die stelt, dat
          de aarde meerdere malen door immense catastrofen werd getroffen. Het
          vrijwel gelijktijdig optreden van aardbevingen, zeeniveauveranderingen
          en vulkaanuitbarstingen vonden plaats over de gehele wereld als gevolg
          van een nog onzekere oorzaak. Was dat het gevolg van het passeren van
          een ander hemellichaam, waardoor de aardas van hoek veranderde? Veel van
          dit soort hypotheses zijn mogelijk te speculatief van aard en van
          bewijsvoeringen is meestal geen sprake. Vast staat toch wel, dat alleen
          een aardbeving nog niet de oorzaak kan zijn geweest van de verdwijning
          in een klap van de macht van de Kretenzers. De natuurcatastrofe moet van
          veel grotere omvang geweest zijn. De meest plausibele verklaring is nog
          wel de opblazing van het eiland Thera, waar zich een immense vulkaan had
          ontwikkeld. De ontploffing van deze supervulkaan moet het effect hebben
          gehad van vele waterstofbommen bij elkaar. De ramp moet vergelijkbaar
          zijn geweest met de Kraketau‑ramp van vele eeuwen later.
     XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX
 
          1).Zie:The Ships of the Ancient Near East c.2000-c.500 BC, M.C.de Graeve,
             Dep.Orient., Leuven 1981, OLA 44, Studi Phoenicia XI.
 
Zie:Boek 162.PREHISTORIC GREECE AND CYPRUS. An Archaeological Handbook van H G Buchholz/V Karageorghis‑Phaidon. Vertaald uit het duits door Francisca Garvie.  Phaidon Press Ltd, London, 1973. Vooral van belang voor wat betreft Cyprus en de overgang naar de ijzertijd. 1075 aardbeving Enkomi 850 Feniciërs te Kition. Assyrische heerschappij via Al Mina. 609 Egyptische heerschappij. c.570 Amasis. heiligdom Ayia Irini. assimilatie van de goden. Meniko houdt nog cult Baal Hammon + Tanit mid 6e eeuw, Melqart in Kazaphani, Astarte in Kition + Amathus + Tamassos + Idalion. c.545 onder de Perzen.de diverse gevechten. c.470 tempel Athene in Idalion door de Fen.verwoest. 333 hellenistisch. 58 onder Rome.
 
                  GESCHICHTE DES ALTERTUMS
                  EDUARD MEYER
                  STUTTGART/BERLIN 1931
 
          Zie speciaal voor de jaartallen:
 
                  CHRONOLOGY OF THE ANCIENT WORLD (boek 23)
                  E J BICKERMAN
                  LONDON 1980
 
                  DE KLASSIEKE GESCHIEDENIS IN JAARTALLEN
                  S LAUFFER AULA 406
                  UTRECHT 1969
 
                  AULA WERELDGESCHIEDENIS (boek 31)
                  K PLOETZ
                  SPECTRUM‑UTRECHT/ANTWERPEN 1977/1980
 
         Zie:ATLAS VAN DE FENICISCHE EN PUNISCHE STAMMEN, STEDEN EN VOLKEN
             Kaart 4.De woelige tijd van de El-Amarna brieven (1400-1300 v.C).
 
 
Fenicië als entiteit heeft zich nog niet gevormd. Het maakt deel uit van de grotere Syrische cultuurkring, zoals de naamgeving van bijvoorbeeld de heersers over Emar en Karkemisj aangeven:
Map 8.1.Les Textes d’Emar et la chronologie de la fin du bronze récent, Daniel Arnaud, SYRIA LII 1975. We komen (onderdelen van ) namen tegen als Baal, Dagan, Asjtarte.
 
 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten